Koken voor kinderen:

Zapekánka van kwark en pastilá van fruit

Nina Brugman

Het valt niet mee om spontaan een 'typisch Russisch kindergerecht' te noemen. Ook in Rusland zijn snoepgoed, koekjes, chocolade, fruityoghurt, geglazuurde kwarkjes en dergelijke gewoon in de supermarkt verkrijgbaar. IJs is erg in trek, het hele jaar door, ook in de winter.

Voor het ontbijt eten kinderen boterhammen of pap met een klontje boter. De lunch is warm en bestaat uit soep, een tweede gerecht, en fruitcompote of chocolade melk toe. Het avondeten is ook warm en lijkt op de lunch, maar dan zonder soep en soms ook zonder toetje. Als tussendoortje krijgen kinderen verschillende soorten fruit, groente of bessen, afhankelijk van het seizoen.

In damesbladen en op internet zijn tientallen moderne kinderrecepten te vinden, vaak afkomstig uit westerse tijdschriften. Deze hebben niets met de traditionele Russische kookwijze en producten te maken. Bij nader inzien zijn er verschillende, meestal suikerhoudende gerechten die traditioneel voor kinderen worden gemaakt.

Uit vroegere tijden zijn bekend: gógol-mógol (tot stevig sneeuwwit schuim opgeklopte eiwitten met suiker), kloekva v sáchare (cranberry in suikerjasje) en een zelfgemaakte 'lolly' van een eetlepel gesmolten suiker. In het zuiden van Rusland is froektóvaja pastilá populair, in dunne plakjes gesneden gedroogde fruitpasta. Kinderen die dagelijks naar de détski sad (kinderopvang) gaan, krijgen daar vaak lekkere zapekánka, een soort in de oven gebakken kwarkpudding.

Omdat de twee laatste gerechten niet alleen lekker zijn maar ook nog gezond, proberen we deze te bereiden. We beginnen met de zapekánka.

Ingrediënten:

Meng kwark, suiker en 2 eidooiers goed door elkaar. Klop de eiwitten stijf en roer ze voorzichtig door het kwarkbeslag. Voeg de rest van de ingrediënten toe. Laat de hele massa 5 à 7 min staan. Vet de bakvorm in en strooi er wat griesmeel in. Doe het kwarkbeslag in de bakvorm, egaliseer het en besmeer het met een dun laagje zure room. Bak de zapekánka in de oven bij 200 graden tot er een mooi goudbruin korstje ontstaat. Serveren met zure room.

Nu maken we pastilá van tutti-frutti. Neem 500g tutti-frutti. U kunt ook gedroogd fruit van één soort gebruiken, zoals abrikozen of pruimen. Leg de tutti-frutti voor 2 à 3 min in kokend water. Giet het water af en maal het fruit in een keukenmachine of hakmolen fijn tot puree-achtige staat. Voor zoetekauwen kunt u wat suiker of honing naar smaak toevoegen.

Leg de massa op het bakpapier. Met een mes gladstrijken tot ongeveer ½ cm. Leg de massa op de bakplaat en zet deze voor een paar uur in de oven op 160 graden. Hoe lager de temperatuur hoe langer de droogtijd. De droogtijd is ook afhankelijk van de vochtigheid van de fruitpuree. Als de pastilá klaar is, wordt het zacht en tegelijkertijd elastisch, net als wijngum.

Haal de pastilá uit de oven, verwijder het bakpapier en snij de pastilá in kleine figuurtjes (één hap): driehoekjes, vierkantjes, rondjes, sterretjes enzovoort. Kinderen mogen meehelpen. Bewaar pastilá in een luchtdicht blik.

Kóesjajte na zdoróvje i rastite boljsjími! (Eet op de gezondheid en groei groot!)